Jan Jansen, één van ’s werelds beroemdste schoenontwerpers, weet al in zijn eerste ontwerpen een perfecte beheersing van ambachtelijke technieken te verbinden met een ongebreidelde creativiteit en gevoel voor kleur, materialen en vernieuwing. Na een verblijf in Italië, waar hij de fijne kneepjes leert van het handmatig schoenmaken, vestigt hij zich begin jaren zestig in Amsterdam, waar hij een atelier begint als haute chaussurier. Zijn eigenzinnige ontwerpen worden al snel opgepikt in de swingende stad en voor hij het weet maakt hij er deel uit van de artistieke voorhoede. Duizenden schoenontwerpen maakt hij, waaronder talloze die inmiddels klassiekers zijn geworden en die vaak schaamteloos worden gekopieerd. De Woody, de bamboeschoen, de mannenschoen met schuine rits, de modellen met zwevende hak, steeds is Jansen de trends ruim voor en wordt hij later op grote schaal nagevolgd. Jan Jansen vertelt het verhaal van een bevlogen ontwerper. Van een man die voortdurend op zoek is naar schoonheid, naar verrassing en naar vernieuwing, en die daarbij geen enkele commerciële concessie wil doen. Rijk is hij er niet van geworden, maar dat vindt hij niet belangrijk. Hij wilde vooral een goede ontwerper worden. Dat is hem, zoals in dit boek te lezen is, meer dan gelukt.