Ruim vijftig jaar zat modeontwerper Koos van den Akker (1939) van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat achter de naaimachine. In de vele ups en downs die zijn leven hebben getekend, was dit de enige constante, de plek waar hij zich het veiligst voelde. ‘Let the beauty of what you love be what you do’, stond niet voor niets aan de binnenkant van zijn rechterarm getatoeëerd. Het was zijn levensmotto. Koos van den Akker is vooral bekend geworden doordat hij de truien ontwierp die Bill Cosby in The Cosby Show droeg. Maar zijn verdiensten reiken veel verder dan dat. In 1968 sluit Van den Akker zijn Haagse couturesalon om met 168 dollar op zak en zijn naaimachine onder de arm zijn geluk in Amerika te beproeven. In 1970 opent hij zijn eerste winkel, om uiteindelijk in 1975 op de ‘Gold Coast of Shopping’ terecht te komen: Madison Avenue. Daarna volgen veel pieken en dalen, zowel zakelijk als privé. De dalen weet Van den Akker telkens weer te boven te komen, mede dankzij zijn arbeidsethos en zijn nuchtere kijk op het leven. ‘Mode ach, eigenlijk draait het allemaal om hetzelfde. Twee mouwen of broekspijpen en een gat.’ In deze monografie, die gebaseerd is op uitgebreid archiefonderzoek, schetst Hanka van der Voet een beeld van de omvangrijke en veelzijdige carrière van Koos van den Akker. Het boek laat in woord en beeld zien hoe de zoon van een kolenboer zich ontwikkelde tot de ‘Pasha of Patchwork’.